Het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen

Wat is het ERK?

Het ERK is een referentiekader voor taalvaardigheden waarmee u uw eigen niveau nauwkeurig kunt inschatten. Het is ook bedoeld om lesbehoefte af te stemmen op reeds aanwezige kennis.

De ERK-competenties dienen om de taalvaardigheid van een individu vast te stellen. Daarnaast helpen ze om lesboeken met elkaar te vergelijken. Het ERK maakt het ook mogelijk om het taalniveau duidelijk en universeel te beschrijven. De niveaus van het ERK zijn van toepassing op alle Europese talen en vormen een goede indicatie van het uitgangspunt voor training.

Het Europees Referentiekader maakt onderscheid tussen verschillende competentieniveaus. Deze steeds zijn onderverdeeld in twee sub niveaus. Container CEF/GER

De zes competentieniveaus van het ERK

Basisgebruiker

  • A1 – Basisgebruikers kunnen vertrouwde, dagelijkse uitdrukkingen en eenvoudige zinnen, gebaseerd op het dagelijks leven, begrijpen en gebruiken. Basisgebruikers zijn in staat zichzelf voor te stellen aan andere mensen, vragen aan anderen te stellen – bijv. over waar ze wonen, of ze iemand kennen - en te reageren op dit soort vragen. Basisgebruikers kunnen communiceren als de ander langzaam en duidelijk spreekt en bereid is te helpen.
  • A2 – Basisgebruikers kunnen veelgebruikte zinnen en uitdrukkingen begrijpen over onderwerpen die relevant zijn voor de gebruiker. (Bijvoorbeeld: informatie over een bekende, familie, winkels, werk of directe omgeving) Basisgebruikers communiceren in veelvoorkomende situaties door uitwisseling van informatie over bekende en veelvoorkomende onderwerpen. Basisgebruikers kunnen omschrijven waar ze vandaan komen, waar ze naar school zijn geweest, hoe hun omgeving er uit ziet of wat ze nodig hebben.

Onafhankelijke taalgebruiker

  • B1 – Onafhankelijke taalgebruikers kunnen de belangrijkste punten van een gesprek begrijpen, mits normaal taalgebruik wordt gehanteerd en het gaat over vertrouwde onderwerpen met betrekking tot werk, school en vrije tijd. Op reis kunnen ze zich zelfstandig redden in de meeste situaties. Onafhankelijke taalgebruikers kunnen zich eenvoudig en begrijpelijk uitdrukken met betrekking tot bekende onderwerpen en persoonlijke interessegebieden. Onafhankelijke taalgebruikers kunnen verslag doen van hun ervaringen en gebeurtenissen. Ze kunnen hun dromen, doelen en ambities beschrijven en korte uitleg geven over hun plannen en visie.
  • B2 – Onafhankelijke taalgebruikers kunnen de belangrijkste punten uit complexe teksten over concrete en abstracte onderwerpen in hun vakgebied begrijpen. Ze zijn in staat om spontaan en vloeiend te communiceren, zodat een normaal gesprek met moedertaalsprekers goed mogelijk is. Onafhankelijke taalgebruikers kunnen zich duidelijk en gedetailleerd uitdrukken met betrekking tot een breed scala aan onderwerpen. Ze kunnen hun standpunt bij een actueel vraagstuk uitleggen en de voor- en nadelen van verschillende opties aangeven.

Vaardige gebruiker

  • C1 – Vaardige gebruikers kunnen langere en meer uitdagende teksten begrijpen over een veelvoud aan onderwerpen. Ze kunnen daarnaast ook impliciete betekenissen begrijpen. Ze kunnen zichzelf spontaan en vloeiend uitdrukken zonder duidelijk naar woorden te hoeven zoeken. Vaardige gebruikers kunnen de taal effectief en flexibel gebruiken in hun sociale en professionele leven, maar ook in hun opleiding. Ze kunnen zich duidelijk, gestructureerd en gedetailleerd uitdrukken met betrekking tot complexe vraagstukken. Ze kunnen ook verschillende methoden voor tekstassociatie op de juiste manier gebruiken.
  • C2 – Vaardige gebruikers begrijpen moeiteloos vrijwel alles wat ze lezen en horen. Vaardige gebruikers kunnen informatie uit verschillende geschreven en verbale bronnen samenvatten en zo motiveringen en verklaringen begrijpelijk presenteren. Ze kunnen zich spontaan, zeer vloeiend en nauwkeurig uitdrukken en ook de fijnere nuances van betekenis duidelijk maken bij meer complexe onderwerpen.